Door Anne Marie Boorsma
Een zoekende ongelovige
In literaire kringen stond Rico Bulthuis bekend om zijn enorme veelzijdigheid. Hij werkte als kunstcriticus bij de Haagsche Courant en was daarnaast romanschrijver, essayist, illustrator, fotograaf en poppenspeler. Minder bekend is dat hij een grote fascinatie had voor alles wat met helderziendheid, spiritisme, waarzeggerij, handlijnkunde en astrologie te maken had.
Het is interessant om het esoterische Den Haag van de dertiger jaren te beschouwen door de ogen van de jonge Rico Bulthuis. Hierbij baseer ik me vooral op zijn romans, enkele interviews en zijn autobiografie De dagen na donderdag. Aantekeningen uit de crisisjaren, uit 1974. In dit werk blikt de schrijver met enige ironie terug op zijn esoterische avonturen. Zo merkte hij in het voorwoord op: ‘Voor hen die de werkelijkheid niet meer konden verdragen, lag het romantisch occultisme klaar. Geen duidelijker crisisverschijnsel dan het bovenzinnelijke.’ En het verdiende uitstekend. ‘Waarzeggers reden destijds altijd op een gloednieuwe fiets.’
Bulthuis groeide niet op in een doorsnee gezin. Zijn vader, Hendrik Jan Bulthuis, was een bekende esperantist die volgens zijn zoon vredig leefde met zijn idealisme, tussen ‘duizenden boeken waarvan de inhoud hem meer boeide dan het leven zelf’. Rico zelf was een nakomertje, een dromer die slecht kon meekomen op school, stotterde en last had van tics en dyslexie. In zijn ouderlijk huis in de wijk Duinoord trok hij zich als kind het liefst terug in een fantasiewereld, op zolder met zijn poppentheater, waarvoor hij sprookjes schreef.
Op de begane grond woonde de huisbaas van het gezin: Willem Matla. Hij had bepaald geen alledaagse hobby. Naar eigen zeggen verzamelde Matla overleden zielen, die hij in stopflessen bewaarde. Daarnaast had hij machines gebouwd waarmee hij proeven kon verrichten. Zo had hij een psychatomometer (een zielenstofmeter) ontwikkeld waarmee hij het lichaamsvolume van de ziel kon meten. Ook had hij een apparaat gemaakt waarmee hij kon communiceren met zielen. Op de jonge Bulthuis maakte Matla een onuitwisbare indruk.
Donkerzittingen
Begin jaren dertig doorliep Bulthuis de Haagse kunstacademie. Hij volgde lessen aan de Bauhaus-klas waar Gerard Kiljan en Paul Schuitema zijn docenten waren. Die hadden op dat moment zeer vooruitstrevende ideeën over kunst en kunsteducatie. Na zijn academietijd ging Bulthuis op zoek naar een baan als vormgever – zonder veel succes. Hij verkeerde graag in bohemienkringen en bezocht regelmatig café Het Wachtje aan het Korte Voorhout. Hier legde hij contacten met schrijvers, beeldend kunstenaars en mensen die net als hij gefascineerd waren door het occultisme.
Zijn ouders begrepen weinig van hun wereldvreemde werkloze zoon en maakten zich zorgen. Ze stuurden hem naar bevriende esperantisten in Denemarken, bij wie hij enige tijd kon logeren. Uit verveling ging Rico zich daar verdiepen in de astrologie, hij zou er later drie boeken over schrijven. Bovendien had hij een tijd lang een astrologische rubriek in de Haagsche Courant, waar hij na de Tweede Wereldoorlog jarenlang kunstrecensent was. Overigens bevond hij zich met deze hobby in goed gezelschap, want ook schrijver Simon Vestdijk, met wie hij bevriend was, bestudeerde de astrologie.
Na zijn Deense avontuur ging Bulthuis terug naar Den Haag, waar hij op verschillende adressen woonde. Nog steeds zonder werk, had hij wonderbaarlijke ontmoetingen. Zo kwam hij in contact met een geheim genootschap: De Orde van XIII, volgens Bulthuis zoiets als de vrijmetselarij, maar minder burgerlijk. De leden noemden zich ‘Kopten’.
Bulthuis zou er twee vrienden aan over houden. In zijn autobiografie noemde hij Dolf Markus, (met wie hij plannen smeedde om een marionettentheater te beginnen) en Ed van der Heuvel. De laatste was een krantenbezorger die zich vestigde als helderziende. Dankzij hem kreeg Bulthuis zijn eerste echte baan. Hij zou hem gaan assisteren bij de zogeheten ‘donkerzittingen’.
Dode kinderen in het licht
Bulthuis besloot zijn nieuwe werkzaamheden voor zijn ouders te verzwijgen. ‘Ze stonden op het standpunt dat iemand die verdiende enig kostgeld zou moeten betalen. En ik wilde zo graag eens met een meisje naar de film, en daarna koffie met koeken bestellen bij “Heck”. Van mijn eigen geld.’
Belangstellenden konden Van der Heuvel consulteren voor drie gulden entree. Bulthuis verwelkomde de bezoekers en nam de mantels aan van de dames, die in de meerderheid waren. Onder ander de bontjas ‘vol staarten van een beest van mevrouw De Mamesima de Landes ten Cate’. Als het licht gedempt werd en er een rood lichtje ging branden, ging het medium Van der Heuvel in trance. Het was dan de taak van Bulthuis om de bijeenkomst op te luisteren met muziek uit een grammofoon. Niet alleen met als doel de stemming te verhogen, maar ook ‘opdat de geesten steun zouden hebben aan de trillingen’.
De bezoekers zaten rond een tafel met de pinken en duimen tegen elkaar aan. Vervolgens ging Van der Heuvel in gebed en kreeg hij boodschappen door van gene zijde over ‘dode kinderen die nu weer ín het licht waren en heerlijk speelden op de groene weiden in het zomerland’.
Later kreeg Van der Heuvel gezelschap van een tweede medium: Boeli. Dit jonge medium, ‘die op Krishnamurti leek’, was in staat om ‘edelstenen’ uit de lucht te grijpen. Bovendien kon hij tijdens seances met stoel en al naar een hoek van de kamer zweven. Maar ‘het moest dan wel erg donker zijn, en de kamer daverde van marsmuziek’.
Parapsychologie
Tijdens een seance met een letterplaat ontmaskerde de destijds bekende parapsycholoog George Zorab Van der Heuvel. Zorab had zich onder een valse naam toegang verschaft tot het gezelschap en knipte plotseling een zaklantaarn aan die hij richtte op een kabinetje. Daar zag hij het medium Van der Heuvel ‘op zijn knieën’ driftig op een schrijfmachine tikken die in verbinding stond met de letterplaat die ‘boodschappen van gene zijde overbracht.’
Bulthuis hield het na vier maanden voor gezien. Hij verbaasde zich erover dat de vaste klanten, hoewel ze aanwezig waren bij de ontmaskering, gewoon terugkeerden om via het medium boodschappen van hun overleden geliefden te ontvangen.
Eind jaren dertig ontmoette Rico Bulthuis Paul Antoine Dietz, een gepromoveerd bioloog die op latere leeftijd medicijnen had gestudeerd met als specialisme psychiatrie. In Den Haag opende hij een praktijk als zenuwarts (zoals een psychiater toen werd genoemd) aan de Van Boetzelaerlaan 73. Bulthuis consulteerde hem om van zijn tics en stotteren af te komen.
Hij zou een levenslange bewondering voor Dietz houden. Niet alleen omdat hij zijn arts was, maar ook – en waarschijnlijk vooral – omdat hij parapsycholoog was. Dietz’ kritische houding ten opzichte van esoterie sprak Bulthuis aan. Dietz ontmaskerde veel zogenaamde helderzienden. Maar ook zijn enorme eruditie, zijn veelzijdigheid (hij publiceerde romans en toneelstukken) en zijn welbespraaktheid maakten indruk.
Paul Dietz’ publicaties verschenen o.a. in het Tijdschrift voor Parapsychologie, dat hij in 1928 had opgericht met zijn leerling Wilhelm Tenhaeff, na de oorlog bekend geworden als bijzonder hoogleraar parapsychologie. Daarnaast gaf Dietz lezingen voor allerlei organisaties. In 1932 werd hij privaatdocent (onbezoldigde docent) in de parapsychologie aan de Rijks Universiteit Leiden. Hij was de eerste universitaire docent ter wereld op dit gebied en de kranten stonden er destijds vol van. Dietz had, zeker in het begin, vele toehoorders, zo rond de vierhonderd. Het aantal hield hij nauwkeurig bij in zijn dagboeken.
Dood spoor
In een interview in dagblad Het Vaderland van 24 mei 1939 kwam de kritische zienswijze van Dietz tot uiting toen hij de vraag kreeg of ‘supranormale verschijnselen volgens zijn meening op bovennatuurlijke wijze, door bemiddeling van geesten dus, geproduceerd kunnen worden’. Dietz antwoordde hierop: ‘Het is niet geheel uitgesloten dat dit een zeer enkele maal inderdaad is voorgekomen. De meeste gevallen van helderziendheid, van beweging van voorwerpen door onbekende oorzaak, zijn echter te verklaren door onbekende psychische vermogens, waarover de mensch soms schijnt te kunnen beschikken. Daarom acht ik de verklaring van spiritisten wetenschappelijk niet aanvaardbaar.’
In 1938 had Dietz’ echtgenote een einde aan haar leven gemaakt. Hij leed erg onder het verlies en trok zich meer en meer terug uit de wereld van de parapsychologie. Daarnaast waren er veel spanningen met zijn collega Tenhaeff. Bulthuis noemde Tenhaeff in een interview eerzuchtig, hysterisch en oneerlijk.
In 1939 volgde filosoof en classicus Karel de Jong Dietz op als privaatdocent. Dietz ging zich meer met zijn literaire werk bezighouden. Zijn publicaties werden filosofischer en hij kreeg steeds meer het idee dat de parapsychologie zich op een dood spoor bevond. Zijn groeiend ongeloof bleek ook uit het feit dat hij kort na de Tweede Wereldoorlog betrokken was bij de oprichting van het Humanistisch Verbond.
Ook Rico Bulthuis ontwikkelde zich aan het eind van de jaren dertig gaandeweg tot een ‘ongelovige’. Ondertussen had hij werk gevonden als vormgever bij de PTT. Tijdens de oorlogsjaren dook hij onder in het PTT-gebouw om te ontkomen aan de Arbeitseinsatz. Ondergronds begon hij zijn ervaringen met helderzienden, spiritisten en waarzeggers op te schrijven, en verwerkte ze tot psychologische thrillers. Hierin zette hij zijn zonderlinge personages neer als bedriegers die ontmaskerd werden. Het soort werk waar zijn vriend Dietz een dagtaak aan had.
Clandestiene poppenvoorstellingen
In wezen ging Bulthuis door met wat hij als kind al deed op de zolder van het ouderlijk huis toen hij sprookjes schreef voor zijn poppentheater. In januari 1942 trouwde hij met Paula Dietz, de dochter van Paul. Samen met haar gaf hij clandestien poppenvoorstellingen in het Haagse Bezuidenhout. De sprookjesachtige vertellingen die hij daarvoor schreef werden ook clandestien uitgegeven.
In 1948 kwam Bulthuis’ roman De schim van Joyce Herfst uit. De ik-persoon komt hierin terecht in het huis van ene Privat waar spookachtige dingen gebeuren. Een belangrijk personage is Willem Grauenhaan, die in stopflessen overleden zielen verzamelt die hij ‘krachtmensen’ noemt. Bulthuis beschrijft hem als een aapachtig wezen met een hoed op zijn witharig achterhoofd en een dikke wandelstok op zijn ronde rug.
Deze Grauenhaan is overduidelijk gemodelleerd naar Bulthuis’ onderbuurman in het ouderlijk huis, Willem Matla. Samen met G.J. Zaalberg van Zelst had Matla boeken geschreven met titels als De stoffelijke geest, Identiteitsbepaling van een geest, De oplossing van het geheim van den dood en Het geheim van den dood. Aan dit laatste boek wijdde Paul Dietz in zijn Tijdschrift voor Parapsychologie in 1930 een korte bespreking. ‘Het boekje heeft alleen waarde als psychisch curiosum, het vertoont een sterk pathologischen inslag. Tegenover bladz. 12 vinden wij een afbeelding van een zeer primitief toestel, een soort luchtbarometer; dit moet dan dienen om met de geesten, die hier den zonderlingen naam “krachtmenschen” dragen, zonder medium te communiceeren.’
Romantische persoonlijkheid
Een jaar later kwam Bulthuis’ roman Madame Clazina Rooselinde, Clairvoyante uit. Op de omslag van het boek staat een zin die meteen duidelijk maakt waar het in de 337 bladzijden over gaat: ‘Dit is een geschiedenis uit het bedenkelijke en vaak eenzijdig verkende gebied van spiritisten, paranormaal begaafden, helderzienden en oplichters.’
Bulthuis verwerkte in deze roman zijn ervaringen als secretaris van een waarzegster met de naam Margot Nering-Beugel. In het Tijdschrift voor Parapsychologie staat een recensie door eerdergenoemde George Zorab. Hij prijst daarin de schrijver om zijn beeldend vermogen en zijn treffende karakteristiek ‘van allerlei séance-bezoekers, bedriegende mediums, paragnosten en pseudo-paragnosten. In deze roman is heel wat autobiografisch materiaal verwerkt, terwijl Bulthuis tevens putten kon uit een rijke ervaring, verkregen door zijn langdurige omgang met allerlei “occulte” personen.’
Ook al keek de ouder geworden Bulthuis met ironie terug op zijn esoterische belevenissen, zijn interesse erin verloor hij nooit. Zij sloten aan bij zijn romantische persoonlijkheid en zijn liefde voor sprookjes en fantastische vertellingen. De wetenschappelijke kijk op de esoterie van Paul Dietz leerde hem die ervaringen kritischer te benaderen. Ook de invloed van Dietz op de carrière van Bulthuis was groot. Dietz gaf de ambitieuze stotterende dromer zelfvertrouwen.
Zo ontwikkelde Rico zich in navolging van zijn schoonvader tot een uitstekend spreker in het openbaar. Hij gaf lezingen over literatuur, astrologie, poppentheater en de esperantisten. En net als Dietz schreef hij romans en essays.
Bulthuis was veelzijdig en een eeuwige zoeker, zoals het een romanticus betaamt. In 1994 vertelde hij in een interview met Rob Nanninga, redacteur van Skepter (het blad van de Stichting Skepsis, die pseudowetenschap aan de kaak stelt): ‘De diepere gronden van ons bestaan zullen we wel nooit vinden en dat vind ik ook niet zo erg. Misschien leven we na de dood voort, maar ik zou niet weten hoe en ik zie het nut er ook niet van in.’ Rico Bulthuis stierf in 2009 op 98-jarige leeftijd.
Verder lezen
Wetenschap van Gene Zijde. Geschiedenis van de Nederlandse Parapsychologie door Ingrid Kloosterman (2017)
‘Een nuchtere romanticus. De occulte avonturen van Rico Bulthuis’ door Rob Nanninga in Skepter (7-4-1994)